Skip to content

Het begin van een vissersdorp

Het is niet precies na te gaan, maar heel waarschijnlijk is Zandvoort rond het jaar 1000 ontstaan. 

Niet alleen in Zandvoort; op verschillende plekken aan de Noordzeekust ontstonden er kleine nederzettingen, ongeveer een millennium geleden.

Het was geen logische, praktische plek om te gaan wonen: aan de kust had je te maken met zilte lucht, brak (zout) grondwater, stormen en overstromingen. Toch probeerden mensen er een bestaan op te bouwen. Ze vonden plekken waar de wind minder sterk was, in duinpannen. Ze bouwden hutten van hout en probeerden te leven van de visvangst. 

Ter hoogte van Zandvoort was waarschijnlijk een plek waar je gemakkelijker bij zee kon komen, een “voorde”.  Tussen de zandduinen in, was een lager stuk. Dat was handig omdat de nieuwe bewoners vaak op en neer naar zee wilden om te gaan vissen. En om de visvangst terug naar het dorp te kunnen dragen.

Drassig duingebied

De schaats bestaat al sinds de prehistorie. Mensen probeerden altijd al ijsvlakten sneller over te stekken. Het “ijzer” van de schaats werd eerst gemaakt van botten van dieren (dat was vooral een kwestie van glijden) en rond 1200 ontdekten mensen in Holland dat ze van metaal schaatsen konden maken.

Alles zag er anders uit dan nu.

Het duingebied was kilometers breed en overal erg drassig. Nu zijn er ook veel meertjes in de omgeving (’t Wed, het Vogelmeer, Zwanenmeer, Brouwerskolkje) en het hele gebied van Waterleidingduinen. Maar toen was er meer natte grond dan dat er droog, begaanbaar land was. Veel duinvalleien stonden helemaal gevuld met water.

Daarom was het moeilijk in Zandvoort te komen, en de belangrijkste weg ernaartoe was via het strand (de “heirweg”). Of – in de winter – over het ijs. Je kon helemaal schaatsen van Zandvoort naar Aerdenhout. De waterstand was zelfs tot 1880 nog zo hoog dat er een waterroute liep van Zandvoort tot aan de Leidsevaart.

Later kwamen er nieuwe routes bij, over land: de Schulpweg en het Visserspad. Geen gladde, verharde wegen zoals we die nu kennen. Het waren mulle zandwegen, waaroverheen het zwaar lopen was. Karren konden er niet overheen, ze bleven steken in het zand.  

Kun je een tekening maken van hoe jij Zandvoort vroeger voor je zag, rond het jaar 1000?

Oude manieren van vissen

Vroeger werd er natuurlijk heel anders gevist dan nu. Door de groeiende mogelijkheden van nieuwe technologie is alles nu veel moderner. We kunnen ver de zee op varen, met grote schepen. We hebben licht aan boord, dag en nacht. En koeling om de vissen goed te houden. Maar zo’n duizend jaar geleden was een visnet al een nieuwe technologie. Of een kleine roeiboot.

In het begin van de visserij werd er vlak aan de kust met sleepnetten (of schrobnet) gelopen. De vissers liepen in het water en sleepten het net achter zich aan. Sommige vissers maakten hiervoor ook gebruik van paarden, maar niet alle vissers hadden een paard. Deze vissers vingen vooral garnalen en platvissen die zich in het zand schuilhouden.

Of ze gingen iets meer de zee op in roeiboten met een ‘zegen’ (een groot visnet dat verticaal in het water hangt zodat vissen erin zwemmen). Als het net vol zat, trokken de mannen de vis binnen. Het was een hele zware klus om met de hand de netten op de kant te trekken.

Kees Molenaar vangt garnalen met de zaan

De vis is gevangen en dan…

Zodra de vis gevangen was, kon die worden verkocht. Een groot deel van het dorp rukte vervolgens uit om verschillende taken op zich te nemen.

De rond- en platvis (de scharretjes en scholletjes en garnalen) wordt in zogenaamde “sneessies” gesorteerd en op het strand uitgestald. Nadat de dorpsomroeper met luide stem de dorpelingen heeft laten weten dat er aan zee vis te koop is, komen de zogenaamde “Vislopers”, vaak vrouwen, naar het strand om hun handel op “de Afslag” te kopen.

Als de vislopers hun manden vol hebben voor de verkoop, begint de tocht naar de klanten. Zandvoort als klein geïsoleerd vissersdorp is alleen door de duinen bereikbaar over de twee zandpaden. Op blote voeten door het zand, minstens 8 kilometer enkele reis, met wat hoogteverschillen vanwege de duinen, hadden de vrouwen wel 30 tot 40 kilo vis op hun rug!

Hoofdbestemming is de markt in Haarlem: de Vismarkt (nu de Grote Markt).

Haarlem is trouwens vanaf het jaar 1245 officieel een stad, maar toen woonden er wel al duizenden jaren lang een grote groep mensen.

Waar het zandpad begint, stond de ‘kousenpaal’. Daar trekken de vislopers hun kousen en klompen uit. Waar nu café Kraantje Lek is, nemen ze een rustpauze, daar begint de verharde weg en kan het schoeisel weer aan. Over de Zijlweg vervolgen zij dan hun weg Haarlem in.

Als ze ’s ochtends op tijd aankomen (voor 10 uur) op de Vismarkt, laten ze eerst hun vis keuren. Daarna stallen ze hun koopwaar uit voor de stedelingen. De vismarkt eindigt stipt om 17 uur. Dan mag er geen vis meer worden verkocht.

Terug naar huis vieren sommige vislopers hun dagopbrengst met een borrel in het Hof van Holland (nu het Wapen van Kennemerland). De lege vismanden zetten ze op de stoep. De sterke vislucht die daar vanaf kwam, heeft het café de bijnaam “de Stinkende Emmer” gegeven.

De route van het Visserspad bestaat nog steeds: bij Opdrachten is er meer over te vinden!

Schelpenvisser

Lange tijd was het heel gewoon om dagelijks vis te eten. Het was goedkoop en ruim voorhanden, terwijl vlees veel moeilijker te krijgen was.

Tegen stankoverlast en voor meer hygiëne wordt in 1524 een overdekte vismarkt met vaste visbanken gebouwd: de Vishal.

De Vishal die nu op de Grote Markt staat, tegen de kerk aan, is in 1769 gebouwd en is een stuk kleiner dan daarvoor, toen vis nog één van de belangrijkste voedingsbronnen was.

De Visafslag

In dit stukje uit de documentaire van Thys Ockersen kun je zien hoe vroeger werd gehandeld in vis.

Eerst loopt de dorpsomroeper het hele dorp rond en kondigt aan dat er nieuwe vis is gevangen.

Al degeen die scharre en garnael kope wulle, komme an zee!

De vislopers (vaak vrouwen) bieden op de vers gevangen vis op een spontane veiling op het strand. Dit werd de “visafslag” genoemd.

De vis werd in “sneetjes” geveild. De visverkoper (ook wel de Stokman) gebruikte daarvoor een zogeheten “mijnstok”.

De video begint in de 30ste minuut. Kijk een paar minuutjes.

De Vislopers

De vislopers hadden drie soorten manden bij zich:

  • een bot (grote korf op de rug)
  • een zeiger (platte mand bovenop het bot voor kleinere vissen)
  • en een hengselmandje (voor de eigen spulletjes, portemonnee en mesjes om de vis te prepareren)

Over de kleding heen droegen ze een leren hes, later gemaakt van zeildoek, wat ze een “schap” noemden. Het water in de vismand, dat erg kon stinken, kwam zo niet op de kleren.

Korte film: Het Magische Schilderij

Er hangt een bijzonder schilderij in het Zandvoorts Museum: “De Vischloopster”. Ongeveer 150 jaar geleden gemaakt door David Adolph Constant Artz (1837-1890). In deze film komt het schilderij tot leven.

Met Lévy Swart, Alie Swart, Mieke Hollander en Freek Veldwisch!

Waar gaat de film over? Noa verveelt zich als hij bij opa en oma op bezoek is. Hij speelt een beetje met zijn mobiel. Maar dan brengt een schilderij aan de muur hem terug in de tijd. Plots staat hij midden in de duinen bij een vrouw met een grote mand vis op de rug. Ze draagt ouderwetse kleren en praat met een vreemd accent. Deze visloopster lijkt Noa’s hulp hard nodig te hebben. Dit onverwachte avontuur verandert Noa’s kijk op het dorp waar hij woont: Zandvoort aan de Zee.

Vis drogen

Een filmpje over vis drogen, de beroemde Haarlemmer schar, het maken van rieten hoeden en een dag in het leven van de visloopster.

Het fragment komt uit de film “Tussen Eb en Vloed” van Ted van der Leden uit 1972.

Speciale boot: de Bomschuit

Rond 1200 waren er wel grotere boten dan de kleine roeibootjes, zoals de kogge.

Maar omdat in Zandvoort de zee best ondiep is, de zandbanken zijn hoog, konden gewone vissersboten niet dichtbij de kust komen. Zandvoort had ook geen haven, net als een aantal andere vissersdorpen langs de Noordzeekust. Kon er een manier worden bedacht om toch met een grotere boot te vissen, zonder dat het bolle buikdeel van het schip beschadigd zou raken door de zandbanken bij het stranden?

Het antwoord? Ja, de Bomschuit!

Rond 1400 werd een schip ontworpen met een platte onderkant zodat het schip op het strand kon “landen”. De zogenaamde platbodemschepen of strandschuiten. Het nadeel was dat door de wrijving met de zandbanken, de levensduur van deze schuiten veel korter was dan de levensduur van andersoortige zeeschepen.

Het was het beste om met hoog water af te zeilen en met de volgende vloed weer aan te landen. Als de vissers later dan de eerstvolgende vloed terugkwamen, moest de bomschuit verderop, op een zandbank blijven liggen. De vissers brachten de vis dan wadend naar het strand.

Van 1400 tot 1800: de Visserspink
Van 1750 tot 1918: de Bomschuit (een pink maar dan een stuk groter)
Van 1800 tot 1940: de garnalenschuit (kleiner en slanker dan de bomschuit)

Op het zeil van de bomschuit stond als teken ZV (voor Zandvoort) en een zelfgekozen nummer vermeld. Een grote bomschuit was ca. 9 tot 14 meter lang en ongeveer 3 tot 7 meter breed.

De vissers met grote bomschuiten visten met netten met grote mazen in diep water op platvis. Dat zijn vissen die voornamelijk op de bodem van de zee leven zoals bot, schol en schar. Er waren ook wat kleinere bomschuiten die visten in ondieper water op garnalen.

Meer informatie over de vissersschepen van vroeger is te vinden op de website van de Zandvoortse Bomschuit Bouwclub. Zij bouwen de schuiten na in het klein. Hun atelier en clubgebouw is aan de Tolweg 10a. Je mag daar langskomen om te komen kijken.

Vuurboet

Er werd een herkenningspunt gebouwd aan de kust, in de duinen: een kustbaken, een eenvoudig stenen bouwsel. ’s Nachts werd er bovenop de toren een groot vuur gemaakt in een grote bak; dat werd een ‘vuurboet’ genoemd. Nu zeggen we: vuurtoren.

Zo kon er ook ’s nachts gevist worden. Want door het grote vuur zagen de vissers een lichtpuntje vanaf zee en konden ze in het donker de weg terug naar het dorp vinden.

Rond 1820 werd de primitieve vuurboet vervangen door een stevige, bakstenen vuurtoren. Maar bij de teruggang van de visserij verloor het gebouw zijn betekenis en het werd in 1907 afgebroken. Het vuurtorenlicht in uit de puinhopen gered en is nog in het bezit van het Zandvoorts Museum! 

En we hebben nog altijd de Vuurboetstraat, aan de Zuidboulevard.

Haring

Vis was een hele belangrijke voedselbron. Het werd veel vaker gegeten (en was ook een stuk goedkoper) dan vlees. Er werden manieren bedacht om de vis langer te kunnen bewaren.

In Zandvoort (net als in andere vissersplaatsen Scheveningen, Katwijk, Noordwijk en Egmond) werd onder andere haring gevangen. Om de vis langer houdbaar te maken, werd de haring gezouten. En op het land werd de haring gerookt. Gezouten en gerookt heet de haring “bokking”.

Haringkaken

Een andere manier om de haring veel langer houdbaar te maken, was het “kaken” van de vis. Dan werden de kieuwen en de ingewanden van de haring weggesneden. Deze methode werd in de 14e eeuw uitgevonden. Het zorgt er ook voor dat de haring minder bitter wordt. De alvleesklier laat je trouwens wel zitten; de enzymen uit de alvleesklier laten de haring verder “rijpen”, wat zorgt voor de typische haringsmaak.

Er was een periode dat volgens de wet de vissers uit al deze dorpen hun haring niet mochten kaken. Dat mocht alleen in de steden aan de Maas. De vissers en visverkopers hadden zich dus ook honderden jaren geleden al aan allerlei regels te houden.

Wapen van Zandvoort

Sinds 1817.

Aan het wapen van Zandvoort is te zien dat de hoofdbron van bestaan vroeger de visserij was: drie dooreengestoken gouden haringen.

Er is ook een theorie dat het wapen de initialen van Jezus Christus symboliseert: de I en de X (Chi), vanwege de zeer gelovige vissersbevolking van die tijd.

Einde van de visserij

Door de jaren heen waren er gemiddeld zo’n 15 bomschuiten in Zandvoort in gebruik. De schuiten werden bemand door 5 á 6 man (en meestal ook één of twee jongens van rond de 10 jaar). Als je dat uitrekent, waren het niet veel Zandvoorters die ook echt vissers waren. Maar een groot deel van het dorp werkte wel in de visserij. Visloopsters/verkopers, bouwers die de boten repareerden in de scheepswerf, de smid die speciaal gereedschap maakte, mensen die manden en visnetten vlochten. Het drogen en roken van vis was ook een heel karwei.

Zo was Zandvoort als gemeenschap afhankelijk van de visvangst. Maar visser zijn op zee was best een gevaarlijk beroep, met storm en ijskoude nachten. Soms leverde de gevangen vis ook minder inkomsten op dan nodig was om de dorpelingen een goed leven te bieden. Er was veel armoede en verval…

En na een tijd werd de visserij een aflopende zaak. Omstreeks 1880 is de visserij nog één van de middelen van bestaan en na 1900 neemt haar betekenis steeds verder af en neemt het toerisme het over als primaire inkomstenbron.

Door nieuwe technologische ontwikkelingen in de 19e eeuw, varen grote stoomtrawlers de zee op vanuit de haven van IJmuiden. Dat zijn veel grotere vissersboten die door stoom worden aangedreven (in plaats van door wind in de zeilen). Er blijft dan niet veel vis meer over voor de Zandvoorters en langzaamaan verdwijnen de bomschuiten. Als dan de vis uit IJmuiden per spoor naar Haarlem wordt gebracht komt er ook een einde aan het beroep van visloper.

Zing je mee? Shantyliedjes

Een shanty is een ritmisch passend liedje dat matrozen in koor zongen tijdens monotone karweitjes zoals het anker lichten, of gewoon voor de lol. Het zijn zeemansliederen die vroeger aan boord van grote zeilschepen werden gezongen als arbeidslied. De ‘shantyman’ zong de coupletten voor en de bemanning zong het refrein.

Er zijn verschillende soorten shanty’s afhankelijk van het werk dat moest worden gedaan aan boord van het schip. Onder shanty’s vallen ook liederen die werden gezongen in de beperkte vrije tijd aan boord. Deze liederen verhalen vaak van verre oorden. Hierbij zijn de onderwerpen vaak de vrouwen in de havensteden en verre landen en de liefde. Het kunnen juist ook protestliederen zijn, als er wordt gezongen over slechte werkomstandigheden of autoritair gedrag van de kapitein, stuurlieden of bootsman.

Er zijn nog veel shantykoren te vinden in Nederland, ook in Zandvoort. De meeste shantykoren treden op in kleding die doet denken aan zeelieden, zoals vissers, piraten en zeerovers. Soms ziet men ook een traditionele klederdracht uit een bepaalde streek.

Back To Top